Waarom de verwarring tussen ‘word’ en ‘wordt’ zo vaak voorkomt
Veel mensen twijfelen regelmatig of ze nu ‘word’ of ‘wordt’ moeten schrijven. Dit is een van de meest gezochte Nederlandse spellingvragen op Google. Het gaat hier om de tegenwoordige tijd van het werkwoord ‘worden’ en die spelling is voor veel mensen verwarrend. Het is belangrijk om het verschil goed te begrijpen, want deze vergissing kan impact hebben op de helderheid van je tekst. In dit artikel leggen we het verschil duidelijk uit, met tips om deze taalfout voortaan te voorkomen.
Wanneer gebruik je ‘word’ zonder t?
Je gebruikt ‘word’ zonder t wanneer het onderwerp van de zin ‘ik’ is. In de Nederlandse grammatica geldt namelijk dat werkwoorden in de tegenwoordige tijd bij ‘ik’ geen uitgang krijgen, tenzij het een scheidbaar werkwoord is. Een voorbeeldzin is: ‘Ik word morgen 30 jaar.’ Hier zie je dat er geen 't' achter 'word' komt omdat het onderwerp ‘ik’ is.
Let op bij zinnen waar het onderwerp achteraan staat
In sommige zinnen staat het onderwerp achter het werkwoord, waardoor de verwarring toeslaat. Bijvoorbeeld: ‘Word ik nog op tijd gebeld?’ Ook hier is het onderwerp ‘ik’ en blijft het dus ‘word’ zonder t. Twijfel je? Probeer de zin dan om te draaien zodat je weet welk onderwerp erbij hoort.
Wanneer schrijf je ‘wordt’ met een t?
‘Wordt’ schrijf je als het onderwerp van de zin ‘jij’, ‘je’, ‘hij’, ‘zij’ of ‘het’ is. De regel zegt dat in de tegenwoordige tijd een werkwoord de uitgang ‘t’ krijgt bij deze onderwerpen. Bijvoorbeeld: ‘Hij wordt vandaag 30 jaar.’ Hier zie je dat het onderwerp ‘hij’ is, en dus komt er een ‘t’ achter ‘word’ te staan. Ook bij de jij-vorm geplaatst na het werkwoord geldt nog steeds dat er een 't' moet komen: 'Wordt jij begeleid door een expert?'
Uitzondering bij je/jij voor of achter het werkwoord
Bij de jij- of je-vorm is er wel een uitzondering. Als ‘jij’ achter het werkwoord staat, gebruik je géén t. Voorbeeld: ‘Word je nog gebeld?’ Maar als het onderwerp voor het werkwoord staat, dan schrijf je: ‘Jij wordt nog gebeld.’ Deze kleine verandering in zinsbouw zorgt vaak voor fouten.
Een handige tip om het verschil te onthouden
Een ezelsbruggetje dat je kunt gebruiken is: als het onderwerp ‘ik’ is, nooit een t. Is het onderwerp ‘hij’, ‘zij’, ‘het’ of ‘jij’ en staat dat onderwerp voor het werkwoord, voeg dan een t toe. Staat ‘je/jij’ achter het werkwoord, dan geen t. Oefening baart kunst, dus door vaak te lezen en te schrijven, raak je vanzelf meer vertrouwd met deze regel.
Veelvoorkomende fouten en hoe ze te vermijden
Een van de meest voorkomende fouten is ‘ik wordt’, een vorm die je vaak online tegenkomt. Ook ‘je word’ wanneer ‘jij’ voor het werkwoord staat, zie je regelmatig terug. Door jezelf steeds bewust te zijn van het onderwerp van de zin, kun je deze fouten vermijden.
Extra tip: hardop lezen helpt
Een goede methode om de juiste spelling te controleren is om de zin hardop te lezen. Vaak hoor je dan vanzelf of er iets vreemd klinkt. Twijfel je nog steeds? Zet het onderwerp vooraan in de zin en kijk wat het werkwoord doet. Consistent oefenen, eventueel met online werkwoordentrainers, kan ook enorm helpen.